Als de Festi-vallen voor de Vlaamse Film

De Festivals van Oostende en Gent vechten voor de Vlaamse Film

Het Festival van Gent lijkt dit jaar meer dan ooit voor de Vlaamse film te gaan.  Terecht, want het gaat beter dan ooit met de film van bij ons.  Maar deed het Festival van Oostende dat ook al niet?  En euh… Gent voor hen.  Feit is dat er tegenwoordig gevochten wordt voor de films van bij ons.  Waardoor de producers van de Vlaamse films wel voor een verscheurende keuze worden geplaatst : Oostende of Gent?   En het ziet er naar uit dat de meesten kiezen voor Gent, ook al opent het Festival van Oostende met de zeer mooie film van Patrice Toye, ‘Little Black Spiders’.  Meteen ook de enige belangrijke Vlaamse film die Oostende te pakken kreeg.  Blijkbaar is er een felle strijd tussen de festivals aan de gang.  Wat meteen enkele vragen doet rijzen : zou het Festival van Oostende niet beter naar een andere periode op de kalender schuiven?  En is die Vlaamse Film nu plots zo goed dat er om gevochten moet worden?

Patrice Toye zal je wellicht niet horen klagen.  Het Filmfestival van Oostende mogen openen is gouden reclame voor haar film.  In het verleden is al vaak gebleken welk een godsgeschenk die opening was voor Vlaamse filmmakers.  Films als ‘Meisjes’, ‘Adem’ en Hasta La Vista’ begonnen er een heel mooie bioscoop- en festivalcarrière.  Voor Patrice Toye komt daar nog bij dat er geen andere grote Vlaamse films zijn met wie ze de aandacht moet delen.  De vele media die bij de opening naar de kuststad afzakken, zullen hun spots volledig op Toye en haar jonge, veelbelovende cast kunnen richten.

De Films die Gent toont, volgend jaar in Oostende bekroond

Maar gedelegeerd bestuurder Peter Craeymeersch moet wellicht knarsetanden als hij ziet met welke films het Festival van Gent uitpakt.  Het festival opent er met de nieuwste van Felix Van Groeningen, ‘The Broken Circle Breakdown’, en de competitie van het festival wordt afgesloten met een andere Vlaamse film waar om vele redenen naar wordt uitgekeken, ‘Offline’.  Bovendien is de kans groot dat er nog een hele pak andere Vlaamse films in Gent op het programma komen te staan. ‘Het Vijfde Seizoen’ van Peter Brosens en Jessica Woodworth is al geselecteerd voor enkele zeer prestigieuze festivals in het buitenland en staat niet op de affiche van Oostende. ‘Welcome Home’ van Tom Heene wordt in het buitenland ook met open armen ontvangen en staat niet geprogrammeerd in Oostende. Kid’ van Fien Troch is ook ingeblikt en afgewerkt.  En Vincent Bal mag met ‘Nono het Zigzagkind’ het Nederlands Filmfestival openen — een festival waar Oostende vanaf dit jaar een samenwerkingsverbond aangaat — maar geen Bal in Oostende.  Ja, er is nog een Vlaamse regisseur die een langspeelfilmproject voorstelt in Oostende : Daniel Lambo toont er zijn ‘Dry Branches of Iran’, het zeer gedurfde project dat hij draaide met gsm’s in Iran. Maar die film was eerder al te zien tijdens ‘Open Doek’ en Lambo zelf hoopt om zijn grotere langspeelfilm, ‘Traumland’, met Iwein Segers, Tom Waes en Roos Van Acker, op tijd afgewerkt te krijgen voor het festival van Gent.  En dan is er nog die Waalse film met muziek van Ozark Henry, geselecteerd voor het Festival van Montreal, ‘Le Monde Nous Appartient’.  Niet te zien in Oostende.  Terwijl Oostende wel samenwerkt met het Filmfestival van Namen. Of zou Piet Goddaer de muziek live in Gent brengen?

Gent verdraagt geen mooie liedjes aan zee

Het Filmfestival van Oostende is zes jaar oud en leek in 2009, met zijn keuze voor de Vlaamse Film, eindelijk zijn ware identiteit gevonden te hebben.  In de beginjaren bood het festival van alles wat.  Er was een tijd dat er ook een luik concertfilms in de programmatie zat.  De organisatoren van het Filmfestival van Gent konden dat toen niet al te zeer appreciëren.  Enerzijds vonden ze het een slecht idee om in Vlaanderen een filmfestival te organiseren een maand voor het gevestigde Filmfestival van Gent, anderzijds waren ze van oordeel dat concertfilms botsten met het thema van hun eigen festival, dat vooral over filmmuziek ging.  Oostende voelde er niets voor om van datum te veranderen.  De toeristische dienst van de kuststad had het festival juist in leven geroepen om het toeristisch seizoen nog wat te verlengen, zoals andere kuststeden in het buitenland dat deden, en ze vonden dat concertfilms niets met filmmuziek te maken hadden.  Er was volgens hen wel degelijk een onderscheid tussen muziek die speciaal voor een film gecomponeerd was en concertmuziek.  Maar ze wilden geen oorlog en bonden een beetje in : De concertfilms verdwenen van hun affiche.

Het Festival van Oostende vond pas echt zijn draai toen ook ‘De Vlaamse Filmprijzen’ werden uitgereikt.  Het Filmfestival van Gent had enkele jaren eerder de Platteauprijzen afgevoerd en de sector zat echt te snakken naar zo’n industriefeestje.  Na enkele edities werd duidelijk dat ‘De Vlaamse Filmprijzen’ hun plek op de markt hadden ingenomen.  Dat het succes van de Vlaamse films alsmaar bleef toenemen was een bijkomende troef voor Oostende.  En toen brak weer een subsidieronde aan.  Oostende had bij de Vlaamse beleidsmakers gescoord met de steunbetuigingen voor het product van bij ons.  Even zag het ernaar uit dat ze in Gent ferm zouden moeten inleveren.  En als je het met minder moet doen, kan je het beter dichterbij zoeken.  Was dat het motief voor het Vlaamse offensief in Gent?  Of is het gewoon allemaal ingegeven door de alsmaar betere kwaliteit van onze films?  Of is het de Gentse connectie? ‘The Broken Circle Breakdown’ is Gents en ‘Offline’ is dat ook.  Maar ‘Code 37’ was ook Gents en die film moesten ze toen niet.  Zeer tot onvrede van producent Dirk Impens, want die is van Gent, mocht er al vaker het Festival openen — onder meer met ‘De Helaasheid der Dingen’, en kon het maar zeer matig appreciëren dat zijn op-en-top Gentse film niet in Gent zat.

De filmmakers zijn de winnaars

Maar de strijd tussen de festivals levert voor de sector alleen winnaars op.  Zo profiteert ook het kortere werk.  Oostende deelt dit jaar ook Filmprijzen uit — ‘Ensors’ heten ze nu — aan de makers van documentaires en kortfilms, maar bepaalde felbegeerde pareltjes staan niet bij hen op de affiche. ‘Dood van een Schaduw’ met Matthias Schoenaerts draait wel op het Nederlands Filmfestival en eerder al in Los Angeles, maar niet in Oostende.  Waaruit we mogen afleiden dat we de film wel in Gent zullen zien.  ‘De naam van de Vader’ van Timothy Wennekes zit wel in Montreal, niet in Oostende.  Wel in Gent dan? En ‘Early Birds’ van Jeroen Bogaert, wel te zien in San Sebastian, San Francisco, Atlanta en Cambridge en niet in Oostende.  Wel in Gent?  Kan zijn.  Maar andersom had Gent wellicht doodgraag ‘Mont Blanc’ op het programma gehad, van Gilles Coulier, wiens eerdere films ‘IJsland’ en ‘Paroles’ ook een pak prestigieuze prijzen wonnen.  Hoewel, Gilles zijn films spelen zich veelal in Oostende af.  Die zeelucht zou de Gentenaars geen deugd doen.

Aan zee wordt hier en daar nochtans gefluisterd dat Jacques Dubrulle, de grote baas van het Filmfestival van Gent, de zeelucht goed kan verdragen.  Ooit organiseerde hij er een kortfilmfestival in opdracht van Johan Vande Lanotte en hij zou toen ook de basis gelegd hebben voor het huidige Festival van Oostende.  Oostende wou een festival in de gloednieuwe Kinepolis, maar het voorstel van Jacques Dubrulle om in de maand september een festival in de kuststad te organiseren, werd niet aanvaard omdat het naar verluidt te duur was.  Dat zijn geruchten.  Geen geruchten, maar feiten : Gent doet het met een budget dat tien keer groter is dan dat van Oostende.  Maar dat horen we allemaal van de woordvoerders van de festivals.  Daar gaat alles goed.  Net zoals met de Vlaamse film.

Patrick Duynslaegher, artistiek directeur van het Filmfestival van Gent, zegt : “Ik kan vrij objectief spreken over wat er in het verleden in Gent gebeurde, omdat ik nog maar een jaar bij het festival ben gekomen en dus voorheen geen betrokken partij was.  Het Festival van Gent is een festival met een lange traditie. Als een ander festival zich positioneert een maand voor een erkend, groot festival, dan is het logisch dat je in dezelfde vijver zit te vissen. En dan is het gewoon aan de filmmakers, zijnde de regisseurs, de producenten, de salesagents, de productiemaatschappijen, om de keuze te maken aan welk festival ze hun film aanbieden.  Internationaal werkt het ook zo. We hebben ons programma voor dit jaar nog niet bekend gemaakt, ik ga dan ook nog geen titels noemen, omdat we als festival zelf willen beslissen wanneer we over ons programma gaan communiceren. Maar ik kan wel zeggen dat we als festival, zoals alle festivals, zelf achter bepaalde films aangaan, terwijl andere films ons dan weer worden aangeboden.  Als nu blijkt dat er een groot aantal Vlaamse films in Gent wordt vertoond, dan is dat ook omdat de filmmakers zelf hun films in Gent willen vertonen. Ik ben van nature collegiaal, maar ik ben dan weer niet zo altruïstisch om te zeggen : ‘Ik vind je film wel goed, maar geef hem toch maar aan Oostende.’ Alle festivals zijn min of meer concurrentieel. Behalve enkele hele grote, die in een andere liga spelen, zoals Cannes, Berlijn en Venetië.  Maar alle andere moeten met elkaar rekening houden en moeten ook aanvaarden dat er beperkingen zijn.  En zo moet je als beginnend festival ook aanvaarden dat als je je gaat positioneren tegenover een festival dat al zijn kwaliteiten bewezen heeft, een festival dat zijn bekendheid heeft en een groot vertrouwen geniet in het filmbedrijf, dat je dan het risico neemt dat bepaalde films naar dat grotere festival zullen gaan. Dat is niet het gevolg van een soort oorlog tussen festivals, dat lijkt me gewoon een logisch gevolg, een economisch en cultureel gevolg.”

‘Een festival valt of staat met de sterkte van de nationale cinema’

“In  Oostende beweren ze dat wij nu plots de kaart van de Vlaamse film spelen.  Dat klopt niet.  We hebben altijd Vlaamse films geprogrammeerd. De Vlaamse film is in Gent altijd een uithangbord geweest. In de loop der jaren zijn regisseurs als Dominique Deruddere, Raoul Servais, Erik Van Looy en een hele waslijst anderen hier met open armen ontvangen.  Dirk Impens zei het onlangs nog.  Het is de derde of de vier keer dat hij het festival mag openen met een film van hem.  Alleen is het inderdaad zo dat de Vlaamse film de laatste jaren alsmaar betere kwaliteit aflevert. Dat er nu een aantal nieuwe talenten zijn opgestaan.  Er zit voor de eerste keer echt een continuïteit in de Vlaamse film.  En dus is het toch logisch dat het Festival van Gent, dat de Vlaamse film ook in minder goeie tijden gesteund heeft, dat we nu — tussen aanhalingstekens — ‘mee willen profiteren van de zeer positieve beweging, de creativiteit die door de Vlaamse film stroomt’.  We zijn geen gespecialiseerd festival in de zin dat we ons alleen beperken tot de Franse film, de fantastische film of de holebi-film of wat dan ook.  Nee, wij tonen een brede waaier aan films in alle genres : auteursfilms, commerciële films, soms leggen we bepaalde accenten naar muziekfilms, maar we zijn vooral een generalistisch festival.  Maar een festival staat of valt met de sterkte van de nationale cinema.  De gloriedagen van het Festival van Venetië dateren van de tijd dat de Italiaanse cinema op zijn best was.  Duitsland heeft een bloeiperiode gekend in de tijd van Fassbinder, Herzog, Wenders, de Neue Deutsche Cinema.  En nu is er weer sprake van een nieuwe Duitse generatie en je ziet dat Berlijn daar weer op inspeelt.    Het zou er nog aan mankeren dat een festival als Gent niet weerspiegelt wat er leeft in de Vlaamse film. Het heeft er tenslotte voor een stuk toe bijgedragen dat het goed gaat met de Vlaamse film. En ik heb het daarmee niet over mezelf, want zoals gezegd ben ik er pas vorig jaar bij gekomen, maar ik heb het over mensen als Jacques Dubrulle en Wim De Witte, mensen die het festival hebben uitgebouwd. Zij hebben altijd de Vlaamse film gepusht en hebben altijd alles gedaan om het filmbedrijf aan ons te binden en het filmbedrijf een platform te geven.  Ze hebben van het festival ook een ontmoetingsplaats gemaakt waar alle mensen die binnen alle sectoren van de nijverheid actief zijn, mekaar konden treffen.   Gent is altijd een platform geweest, een etalage, en nogmaals, een ontmoetingsplaats van en voor de Vlaamse film.”

‘Wij doen alles om de Vlaamse cinema te steunen’

Een zelfde klok ongeveer horen we in Oostende luiden.  Gedelegeerd bestuurder Peter Craeymeersch heeft helemaal geen zin in een polemiek, maar benadrukt dat zijn festival, sinds het vier jaar geleden voluit voor de Vlaamse Film gekozen heeft, alles doet om ervoor te zorgen dat die Vlaamse Film nog kan groeien.Onze samenwerking met de Festivals van Namen en Utrecht zorgt ervoor dat films van bij ons over de grens en over de taalgrens aan bod komen. Wij zijn degenen die met de Vlaamse Filmprijzen, en nu de Ensors, de Vlaamse film in de bloemetjes zetten, terwijl dat elders niet meer gebeurde.  We trachten onze sector te steunen.  Op ‘De Dag van het Beroep’ behandelen we thema’s die door mensen uit de branche zelf zijn voorgesteld.  De summit speelt in op datgene waar de sector nood aan heeft.  Ook met signalen naar de overheid toe, met de bedoeling dat in het beleid onze films echt als volwaardige exportproducten worden behandeld.  We wachten niet af wat er komt, om dan hier en daar de kersen te plukken. Nee, we helpen ook zaaien.  Ik hoop dat uit al onze activiteiten duidelijk blijkt dat we de Vlaamse film een warm hart toedragen.  Nu staan er misschien wat minder Vlaamse langspeelfilms op ons programma, maar we hebben dit jaar wel de Ensors ook serieus uitgebreid. Er zijn nu in veel meer categorieën prijzen te verdienen, we bekronen ook de beste kortfilms en documentaires, we staan ook stil bij wat de mensen van de art-direction en kostuums doen, zeer belangrijk voor een film.  We tonen kortfilms voor de langspeelfilms, met de bedoeling om het jonge talent exposure te geven. De studentenmarkt is er gekomen na overleg met de filmscholen en tracht te geven aan de studenten waar zij het meest nood aan hebben.  Onze tentoonstelling ‘From Short to Feature’ is ook opnieuw gericht op de vraag : Wat kunnen studenten gebruiken?  Het antwoord op die vraag is open getrokken naar het grote publiek.  Als je ziet dat 25 gevestigde regisseurs daar aan meewerken, dan kan je alleen maar concluderen dat ze ons werk waarderen.  Wij zijn het ‘Theater aan Zee’ van de Vlaamse film. Met aandacht voor het jonge talent.  Aan de vele positieve reacties van de Vlaamse producenten, filmmakers en acteurs te merken, appreciëren ze ons initiatief enorm.  En we zullen onze inspanningen voortzetten. ”

 

Check Also

Luc Vrydaghs over ‘Thank God For The Gift’!

In zijn documentairefilm ‘Thank God For The Gift’ gunt Luc Vrydaghs ons via een geweldige …