Gilles Coulier over ‘Mont Blanc’, de openingsfilm van het Filmfestival van Oostende

Vrijdag 7 september opent in Oostende het 6de Filmfestival van Oostende.  De openingsfilm is zoals bekend ‘Little Black Spiders’ van Patrice Toye, maar daarvoor zit nog een andere film waar in Vlaamse filmkringen ten zeerste naar uitgekeken wordt en dat is ‘Mont Blanc’ van Gilles Coulier.  De jongeman uit Jabbeke draaide zijn twee vorige films in Oostende.  Zijn eerste, ‘IJsland’, zag hij meteen geselecteerd voor het Festival van Cannes, zijn tweede, ‘Paroles’, mocht ook enkele prestigieuze festivals aandoen.  En nu is het dus uitkijken naar zijn derde, ‘Mont Blanc’, waarin Wim Willaert het scherm deelt met ene Jean-Pierre Lauwers.

‘Mont Blanc’ werd eind April 2012 gedraaid op diverse locaties in Zwitserland, Frankrijk en België. De kortfilm werd een roadtrip langs verschillende plekken die ook voor Coulier een impact gehad hebben op zijn leven.

Gilles Coulier gaat op deze manier metaforisch en persoonlijk om met de woorden ‘roots’ en ‘identiteit’, iets wat al uitvoerig aanwezig was in zijn 2 vorige kortfilms: ‘IJsland’ en ‘Paroles’.

 

 

Waarover gaat de film?

“‘Mont Blanc’ vertelt het verhaal van een zoon en zijn bejaarde vader die een laatste reis maken naar de Alpen. Het is altijd moeilijk om met de kleine verhalen die ik vertel veel informatie weg te geven in de synopsis.  Daarom hou ik het graag kort.  Dus meer zeg ik niet.”

Je hebt het vaak over mensen die op de dool zijn.  Moeten we daar iets persoonlijks achter zoeken?

“Natuurlijk steek ik elementen in mijn films die persoonlijk zijn, ik ben ervan overtuigd dat een film des te meer raakt als hij die persoonlijke toets heeft. De truc blijft wel om, eens je het scenario schrijft, zo ver mogelijk af te blijven van dat persoonlijke verhaal. Metaforisch dan toch. Om op die manier een totaal nieuw verhaal te creëren dat toch de zwaarte of lichtheid van de oorspronkelijke intentie draagt. Maar tegelijk blijven de thema’s ‘identiteit’, ‘roots’, ‘het zoeken naar…’ mij echt raken. Er is niets zo mooi als de persoonlijke zoektocht van een individu. Iets wat normaal puur persoonlijk is en niet gedeeld wordt.”

Dit keer heb je niet in Oostende gefilmd.  Waarom niet?

“Ik wou voor dit verhaal zo ver mogelijk afstappen van de twee vorige kortfilms, die inderdaad in Oostende gedraaid zijn. Je zag er Oostende niet als stad, maar als leefwereld.  En ik wou mijn personages dit keer helemaal van mijn eigen leefwereld weghouden.  Het verhaal speelt zich af tijdens een reis.  Ons land is vrij klein.  Te klein om de mensen te laten geloven dat zo’n lange reis hier mogelijk is.  Dus zijn we naar de Alpen gereisd.   Op die manier had ik genoeg tijd om mijn verhaal verteld te krijgen.  Was Damme de bestemming geweest, of Aalst, dan was ik in de problemen gekomen.”

 

De tegenspeler van Wim Willaert is Jean-Pierre Lauwers.  Ons niet meteen bekend.

“Jean-Pierre is een fantastische man die gereageerd had op een van mijn publieke castings. Ik wist meteen, al bij het zien van zijn foto, dat dit de man was die ik zocht. Het is niet makkelijk om een vader voor Wim Willaert te vinden. Ik had Wim gevraagd om zijn baard te laten staan (om het ‘wegsteken’ in zijn personage te benadrukken), dus had mijn ideale vader ook de slordige bebaarde look. Maar ik vond hem niet. De vader moest West-Vlaams zijn, of op zijn minst daarvoor kunnen doorgaan. En hij moest ook fysiek de trip aankunnen.  En mentaal gezond zijn, helder van geest.  Ik had iemand nodig die het scenario zou begrijpen.  En ik vond hem niet.  Tot plots Jean-Pierre opdaagde. Hij was niet alleen uiterlijk de man die ik zocht, hij had ook een naturel die velen niet hebben én hij wist mij al van bij het eerste gesprek te raken met opmerkingen over zijn personage. Gevoelens en gedachten. Ik had het niet beter kunnen treffen.”

En weer met Wim Willaert in de hoofdrol.

“Eigenlijk snap ik het zelf niet.  Bij het schrijven van elke film vertrek ik van een blanco blad. In mijn hoofd heb ik het verhaal wel zitten, maar ik laat elke keer de opties voor acteurs open. Toch moest ik voor de derde keer aan mezelf toegeven dat Wim voor mij de ideale acteur was om deze rol te spelen. Heeft het te maken met persoonlijke voorkeur?  Ik weet het niet. Heeft het te maken met zijn vriendelijke vrouw?  Ik weet het niet. Ik vind Wim zeker niet de meest volmaakte acteur die rondloopt in Vlaanderen. Technisch ben ik ervan overtuigd dat er veel betere acteurs rondlopen. Maar dat is het hem net. De trucjes van het vak interesseren mij niet. Ik geloof Wim. Ik geloof zijn spel, ik geloof zijn mimiek, ik geloof hoe hij meedenkt over een scenario én ik geloof hoe hij emotioneel een personage neerzet. Emotie. Dat geloof je of dat geloof je niet. En ik ben er weg van.”

Ook aan je D.O.P. hou je vast.  David Williamson stond voor de derde keer al achter de camera.

“Het is ongelooflijk aangenaam om op een set veel te communiceren met weinig woorden. David en ik kennen elkaar sinds het eerste jaar Sint-Lukas, en dat voel je. Niet alleen op de set. Wij zijn zeer goede vrienden die elke versie van elkaars scenario volgen en bespreken. Afbreken en bevestigen. Nu ik in Brugge woon zien we elkaar minder, maar het is evident dat je nog steeds weet wat je aan elkaar hebt, daarvoor moet je niet naast elkaar wonen. Ik probeer elke versie van David zijn Wildcard langspeler te lezen en vice versa. Het is aangenaam om zo iemand te hebben.”

Het is je de derde kortfilm.  Terwijl sommigen na je twee eerste kortfilms misschien al wel een langspeelfilm van je hadden verwacht.

“Dit was mijn laatste kortfilm. Neen, zeg nooit nooit, maar ik denk dat ik klaar ben om de stap te maken. Ik ging na ‘Paroles’ deze Wildcard gebruiken om een langspeler trachten te draaien met een klein budget. Al snel kwam het besef dat, hoe graag ik het ook wou, ik nog niet klaar was voor een langspeler. Het klinkt vreemd, ik weet het, klaar zijn voor een langspeelfilm. Maar ik ervaarde het op mijn manier. Ik kon het nog niet. Daarvoor denk ik dat ‘Mont Blanc’ een noodzaak was. Mijn ervaringen bij ‘IJsland’ en ‘Paroles’ waren zo positief dat ik eigenlijk het gevoel kreeg nog nooit op een set gestaan te hebben. Tot nu. Alles wat kon misgaan, het weer, autopech…noem maar op…ging mis. Zo leer je bij. Ik kan zeggen dat ik in de laatste langspeelfilm veel meer bijgeleerd heb dan in de eerste twee samen. Ook de omgang met een producent — waar ik absoluut niet over kan klagen, ik heb de beste producent ter wereld –, productieleidsters, enz… zijn zaken die je niet kan leren op school, dat leer je door het meegemaakt te hebben. En zo geschiedde.”

Maar je bent dus bezig met een langspeelfilm?

“In september vorig jaar kreeg ik reeds scenariosteun voor ‘Cargo’, mijn eerste langspeler. Maar net daarna besliste ik om eerst nog een kortfilm te maken. Ik was er nog niet klaar voor. Nu, de steun die blijft geldig. Ik ben ondertussen volledig vertrokken met het scenario voor ‘Cargo’ en het voelt goed. Soms is het interessant voor een project om het even te laten liggen. Maar nu is het tijd.”

Maar eerst nog de opening van het Filmfestival van Oostende.  Wat doet het je om het festival te mogen openen?

“Voor mij is het een ongelooflijke eer om de kortfilm te mogen zijn die vertoond wordt net voor juffrouw Patrice haar ‘Little Black Spiders’ op de openingsavond van Oostende. 2 mensen samen die veel voor mij gedaan hebben. Aan de ene kant Peter Craeymeersch, die al sinds IJsland in mij gelooft en ook elk jaar pertinent mijn films blijft programmeren, aan de andere kant Patrice Toye die zelf nooit zal beseffen hoeveel ze mij geleerd heeft in de 4 jaar begeleiding op Sint-Lukas. Natuurlijk is het wel voor de leeuwen geworpen worden, want de grap is wel dat niemand de kortfilm nog gezien heeft. 1400 man die allemaal iets te maken hebben met film. Ik krijg al stress als ik eraan denk.”

 

Check Also

Luc Vrydaghs over ‘Thank God For The Gift’!

In zijn documentairefilm ‘Thank God For The Gift’ gunt Luc Vrydaghs ons via een geweldige …