Jasmijn Cedée over haar KASK-film ‘Toer’, nu in Annecy

Jasmijn Cedée

In Annecy, stad in het oosten van Frankrijk, is sinds maandag het 41ste animatiefilmfestival aan de gang, het belangrijkste ter wereld.  Met verschillende Belgische aanwezigen van over de taalgrens, maar ook Vlaanderen is naar goeie gewoonte heel aanwezig. Met onder meer ‘Toer’ van Jasmijn Cedée. Met haar hadden we een gesprek kort voor haar vertrek.

Het befaamde Walking the Dog, dat studio’s heeft in Brussel en Genk, is er met ‘Richard The Stork’, een familiefilm over een musje dat denkt een ooievaar te zijn.  Een productie waar animatiestudio’s uit vijf landen aan meegewerkt hebben en voor ons land is dat dus ‘Walking the Dog’.  De langspeler speelt er buiten competitie en zal later dit jaar ook bij ons in de bioscopen te zien zijn. Patrick Vandebroeck is aanwezig met ‘The Gap’, de film die hij eerder in Leuven presenteerde.  En in de studentenfilmcompetitie is het Franstalige Brusselse La Cambre met twee films aanwezig, het Gentse KASK met twee. Vincent Lynen is erbij met zijn ‘Play Boys’, dat hij eerder in Leuven mocht voorstellen, en de Nederlandse Jasmijn Cedée mag er meedingen naar de prijzen met haar hommage aan de Gentse zesdaagse die de naam ‘Toer’ heeft meegekregen.  Die ‘Toer’ heeft intussen de toer van de festivals gedaan.  En Annecy is de kroon op het werk, zo vertelde ze ons aan de telefoon kort voor ze haar koffers pakte.

Dag Jasmijn, je film heeft een heel parcours afgelegd. Terecht. De beelden beklijven. Het zijn bewegende schilderijen.  Is dat de reden van het succes volgens jou?

“Ik denk dat het deels komt door de techniek. Je kijkt ernaar en je bent verbaasd over wat je ziet. En je kijkt nog een keer en je ziet wat anders. Het is niet een filmpje dat je één keer wil zien. Je kan er een paar keer naar kijken. Naar wat je kan verrassen. En ik vind het heel leuk om te spelen met abstractie. Mijn vorige film was totaal abstract.  Kom daar maar eens mee aan op een festival. Dat is nog veel moeilijker. Nu is het veel toegankelijker, maar toch nog mijn lol om enige abstractie erin te verwerken. En eigenlijk, ja, als je een beeld stil zet, zie je soms een fiets, maar vaak zie je niet meer dan een cirkeltje of een streep. Ja, het zijn allemaal op zich mooie, kleine schilderijtjes geworden. Het zijn ook echt 300 schilderijtjes die ik dan ook nog eens gerecycled heb. En dan ben ik op een gegeven moment aan het spelen gegaan met de animatie. Ik vind dat eigenlijk het leukste. Sommige mensen zeggen : ‘Maar, het is niet realistisch’. Maar daar gaat het niet over. Het gaat over spelen met beeld. Ik denk ook dat het aanspreekt omdat het meer is dan gewoon een filmpje over een koers. Het is animatie en daarmee kan je nog een laag toevoegen.”

Lagen toevoegen, dat is ook wat je met schilderen doet.  Soms zie je dikke vegen op het scherm.

‘Voor mij begon het met het geluid van ‘Het Kuipje’, van de wielen over de baan. Dat is een bepaalde textuur. ‘Het Kuipje’ was leeg en je hoorde alleen de wielen die voorbij zoefden.  En dat gaf zoveel textuur en dat vond ik zo interessant.  Ik dacht :  Wat ziet die renner als hij op die baan rijdt? Die ziet waarschijnlijk dat hout en af en toe een bocht. Dat is het. En daar begon ik mee, met verfstreken die een richting aangeven. En ook snelheid. En toen dacht ik : ik wil een paar shots maken die je niet kan maken in het echt.  Dus ja, dan begin je te spelen.”

 Zit je nog altijd aan het KASK?

“Ja, ik zit in mijn master en ik heb het nu eigenlijk ontzettend druk, ben aan het werken tegen een verschroeiende deadline. Maar ik ga nog wel even vier dagen naar Annecy, want dat wil ik niet missen. Ik heb heel veel festivals niet kunnen bezoeken omdat ik het te druk had met mijn master, maar voor Annecy maak ik een uitzondering.”

“Aan het KASK willen ze vooral dat je je stem vindt.

Het KASK scoort wel goed hé met haar animatieafdeling.  Vorig jaar zat Emily Lefebvre nog in Annecy met ‘Mahonie’, dit jaar zijn Vincent Lynen en jij daar van de partij en Imge Özbilge zat eerder al in Cannes met haar ‘Camouflage’. Is dat toeval? Of is het KASK dé school waar je moet zijn voor animatie?

“Je moet er zeker zijn voor animatie. Ik denk ook dat wat het KASK vooral aflevert mensen zijn  die heel gedreven zijn om een verhaal te vertellen, om hun film te maken. Je moet natuurlijk wel een beetje gek zijn om dag in dag uit duizenden tekeningen te maken om een verhaal te vertellen.  Ik denk dat je dat ziet. Ik denk dat ze eigenlijk niets opleggen, van je moet zo of zo werken. Het enige wat ze willen is dat je je eigen stem vindt; Die stem in combinatie met die passie, dat dat sterke dingen oplevert.”

Het is niet zo dat je aan een film kunt zien of hij van het KASK komt.

“Neen, helemaal niet.  We studeren met vijf af en elke film is totaal anders. Vorig jaar waren het er zeventien, en elke film was totaal anders.  Je ziet soms wel : oké, die vinden het allemaal leuk om te experimenteren. Maar zoveel smaken als er zijn, zoveel films zijn er. Dus is het  heel lastig om te zeggen : wat is een KASK-film?”

Nu ben je aan je eindwerk bezig.  Wordt het weer geschilderd?

“Ik ben nu aan het krassen in inkt. Een iets andere techniek. Dat schilderen was ook een soort noodzaak, omdat het heel snel moest zijn allemaal. Elk beeld moest een uniek beeld zijn. En  nu heb ik veel meer restbeelden. Het vorige beeld blijft meer staan en het andere ligt er eigenlijk overheen. Ik blijf heel erg bezig met de textuur. Nu is het vooral veel inkt en krassen. Je gaat waarschijnlijk wel herkennen dat het van mij is. Omdat er abstractie in zit en textuur belangrijk is. Dat is wel een beetje mijn stempel onderhand.”

 

 

Check Also

Vlaamse documentaires bekroond op CPH:DOX!

Tijdens de prijsuitreiking van het internationale documentaire-festival CPH:DOX zijn twee Vlaamse films gelauwerd. ‘Grand Me’ …