Yolande Moreau, schilder van gevoelens

Yolande Moreau komt donderdag 27 juni om 19 uur zelf haar film ‘Henri’ voorstellen in de CINEMATEK in Brussel (Baron Hortastraat 9). De film mocht eerder in Cannes de Quinzaine des Réalisateurs afsluiten en komt in september in de Belgische bioscopen uit.  Hier alvast een kort kennismakingsinterview van onze Franse correspondente.

Dit interview is eigenlijk het resultaat van een achtervolging tussen Cannes en Marseille.  Met de voorstelling van haar nieuwste film ‘Henri’, als slotfilm van de Quinzaine des Réalisateurs in Cannes, werd Yolande Moreau een veel gesolliciteerde vrouw.  Iedereen wou een stukje van haar.  Gedwee volgde ze het voor haar uitgestippelde programma, maar ze beloofde ook om daarnaast nog tijd te maken voor Cinevox.

Het interview gebeurde in het Frans door Maryline Laurin, die duidelijk uit een zuidelijker traditie komt, waar vragen al eens met een metafoor gekleurd mogen zijn en nauwelijks een antwoord toelaten.

 [Interview en Franse tekst: Maryline Laurin]

 

 [Photo Maryline Laurin]

 

Het was uiteindelijk in Marseille dat het lukte om even tijd te maken voor ons.  Ze woonde er de opening bij van de herneming van het programma van de Quinzaine.  Hoewel ze al verschillende jaren in Frankrijk woont, blijft ze altijd fier opkomen voor haar Belgische nationaliteit.  Het was zelfs het eerste waar ze het publiek in Marseille aan herinnerde, het feit dat ze Belgisch is.

‘Henri’, de tweede langspeelfim die geregisseerd is door Yolande Moreau (maar ook wel de eerste die ze helemaal in haar eentje regisseerde) voert een Belg van Italiaanse origine op (Pippo Delbono) die samen met zijn vrouw (Lio) een café uitbaat, La Cantina. Hij is een ietwat neerslachtige ex-wielrenner wiens leven helemaal aan het wankelen gaat als zijn vrouw opeens overlijdt.  De vijftiger klampt zich meer en meer vast aan de alcohol samen met zijn toogvrienden  (Jackie Berroyer en Simon André). Maar nog sterker wordt na verloop zijn tijd zijn band met Rosette (Candy Ming), een „witte vlinder”, zoals men de bewoners van de instelling voor mentaal gehandicapten noemt die vlakbij La Cantina gelegen is.  Zij komt Henri op aanraden van zijn dochter (Gwen Berrou) geregeld helpen in het café.

En aldus begint een groot avontuur…

 

 

 

Yolande  vertelt verhalen die  « ergens zijn blijven haken aan gedachten die nog in mijn achterhoofd steken, ook al merk je dat niet meteen.  Zoals ook de appartementen van Middelkerke, aan de Noordzee, ten westen van Oostende, die ik als decor heb gebruikt.  Moijn grootmoeder is er geboren.  Mijn ouders hadden er een kleine bistrot. » .

Vaart ze aanvankelijk op bekend terrein, dan neemt ze ons na een poosje mee naar onbekende en moeilijk toegankelijke gebieden, die van de mentaal gehandicapten. Maar in de loop van de film, blijken die personen die onder de stempel ‘gehandicapten’ gebukt gaan, vaak veel beter met het leven te kunnen omgaan en passen ze zich makkelijk aan aan om het even wie. Ze zijn beschermd met een soort onschuld, die hen, bij blootstelling aan eventuele gevaren, toelaat om te genieten van een vrijheid die een ongelooflijke levensmotor is. Henri zal het kunnen ondervinden.

 

Is uw beslissing om te werken met mentaal gehandicapten het gevolg van uw ontmoeting met Pipo Delbono, die een gezelschap heeft die met dergelijke mensen werkt, of had u zelf al zoiets in gedachten? 

MOREAU : “Nee, ik speelde zelf al met het idee om iets te doen met dat verschil.  Dat sprak me aan. Aanvankelijk wou ik eigenlijk zelf de rol van Rosette spelen.  Maar op de duur begon ik in te zien dat ik er wat oud voor was (lacht)! Mentaal gehandicapten hebben me altijd gefascineerd omdat ik vind dat ze een reflectie van onze eigen désarroi en dat hun manier om zich uit te drukken anders is, als een vorm van naïeve kunst. Dat is wat me eraan bevalt. Ze hebben ook codes om te praten dan wij. En tegelijkertijd toont de film dat er niet veel verschil is tussen wat normaal is en wat niet.  Ik heb het veeleer over onze gelijkenissen dan over onze verschillen.”

  

Heeft Pipo Delbono, die vaak met zulke acteurs werkt, u geholpen om hen te regisseren? 

MOREAU : “Toen Pipo op de set kwam, had hij meteen een goed gevoel. Het is een domein dat hij kent, omdat hij met Bobo werkt. Dat was sowieso ook de reden waarom hij mij interesseerde. Er zat iets van zijn eigen leven in.” 

Vincenzo Cannavacciuolo, alias Bobo, speelt al vijftien jaar in de stukken van de Italiaanse regisseur Pipo Delbono. Ze leerden mekaar kennen toen Pippo theaterworkshops ging geven in de instelling waar Vincenzo vertoefde.  Hij heeft er hem weggehaald en heeft hem tot zijn fetisjacteur gemaakt. Op het moment van hun ontmoeting, zat Pipo Delbono in een diepe depressie.  Hij beweert ook nu nog dat hij Bob onder de vleugels heeft genomen, niet om hem te redden van psychiatrische internering, maar om zichzelf te redden.

Zitten er andere acteurs in de film die deel uitmaken van het gezelschap van Pipo Delbono ?

MOREAU : “Alleen Bobo. Ik heb hem gezien op scène, ik vond hem formidabel en ik heb toen meteen gedacht dat het niet slecht zou zijn als hij ook zou komen.”

Hij is buitengewoon.

 MOREAU : „Hij is FORMIDABEL, in de spektakels heeft hij een ongelooflijke presence. En ook in de film is hij echt heel goed. Bovendien vertolkt hij in de film een sympathiek personage. Hij is gelukkig met het leven, Bobo.  Voor hem is het heden het enige wat telt. Hij is zalig.”  

 [foto Maryline Laurin]

 

Hoe hebt u de ontvangst van de film in Cannes ervaren?

 MOREAU : “Het was super! Ik zit nog altijd op een wolkje. Net als de ontvangst vanavond in Marseilles. Ik vind dat de mensen zich de juiste bedenkingen maken. Ze zijn heel ontroerd. Dat bevalt me.  Ik ben blij met de manier waarop de film ontvangen wordt.”  

Was het de eerste keer dat de ploeg de afgewerkte film te zien kreeg? 

MOREAU : “Het was ook de eerste keer dat ik zelf de film in een zaal zag.  Een groot deel van de ploeg was daar.  Ook verschillende van de acteurs.  En precies doordat zij er allemaal waren, was ik heel nerveus.  Zij hadden alles meegemaakt en zouden zien wat ik met hun ingrediënten had aangevanden.  Film is vooral een groepswerk, zeker op het moment van de opnamen.  De technici dragen echt een film. Vandaar ook dat het voor mij belangrijk was om die film met hen allen te kunnen delen.”

Het was de eerste film die u in uw eentje regisseerde.  Uw vorige, ‘Quand La Mer Monte’, was een film die u samen met Gilles Porte had geregisseerd. Hoe was de ervaring? 

MOREAU : “Ik kan niet wachten om ze nog eens over te doen. Ik moet alleen nog een onderwerp vinden (lacht). Regisseren met zijn tweetjes vond ik ook leuk. Het is gewoon een geweldige ervaring om iets te creëren, dat wil ik nog doen. Ik wil blijven acteren, links en rechts, doe ik ook graag, het is minder slopend. Maar wat een verrijkende ervaring om een film te kunnen schrijven, draaien en daarna monteren. Dat brengt zoveel met zich mee dat je je werkelijk helemaal moet geven. Je sleept werkelijk een boot, een heel groot schip.” 

 

  [Photo Maryline Laurin]

Maar tegelijkertijd staan de mensen in rij om aan boord van die boot te komen. Tal van Belgische acteurs hadden een moord begaan om met u te kunnen draaien. 

 MOREAU : „En ik zou graag heel veel mensen meenemen aan boord, want er zijn ook heel veel mensen die ik graag heb. Maar in dit geval was het niet mogelijk (lacht).  Ik ben echt heel blij met de acteurs die de film gedaan hebben. Ik heb nergens spijt van.”

Ik denk dat zij er ook geen spijt van hebben.

MOREAU : “Ik denk het ook niet, ik hoop althans van niet (lacht).”

Afgaande op de reacties denk ik van niet.

MOREAU : “Nee, nee, en ik vind dat prachtig.” 

Heel ontroerend hoe ik u ontmoet heb in een straat in Cannes, rond vier uur ’s morgens. U stond op het punt een taxi in te stappen, met een kudde mensen achter u die allemaal aan het schreeuwen : ‘Ga nog niet weg! Vertrek niet!’ Het was als een scène uit de film die ergens na de generiek moest komen.

MOREAU : “Ja, het was mooi. We waren een beetje in de wind (lacht).”

Dat is zacht uitgedrukt.

MOREAU : “Het was het einde van de avond. Verlost van de druk die zich maanden had opgestapeld. Tijd voor decompressie. Ja, het was leuk. Het waren al de mensen van mijn filmploeg die achter me aanzaten (lacht).”

Het is een heel beeldende film. Sommige beelden lijken echt uit Vlaamse schilderijen te komen. En tegelijkertijd heeft men de indruk dat iedere kleine bijrol een toets is met het penseel. Als bij het pointillisme. Ze belichamen het menselijke fresco dat u vertelt. 

MOREAU : „Dat is net wat me zo bevalt aan de taal van de film : het is een beeldtaal. En inderdaad, ze ligt dicht bij de taal van de schilderkunst.” 

Heeft het feit dat u eerder de rol van Séraphine hebt gespeeld zijn invloed gehad op het feit dat bepaalde beelden van ‘Henri’, vooral deze aan zee dan, nogal gelijkenissen vertonen met schilderijen? 

MOREAU : “Nee, ik denk dat er in ‘Quand la mer monte’ ook al veel aandacht was voor het beeld. Ik vind het juist leuk om te vertellen in beelden.  Ik kom niet uit de literatuur. Eigenlijk is dit alles een verlengde van mijn werk met Jerôme Deschamps (met wie ze een tv-reeks maakte voor Canal Plus). Met Deschamps maakten we ook slechts gebruik van heel korte zinnetjes om een volledig universum op te bouwen. Dat deden we eerste in het theater en dan uiteindelijk ook in de tv-reeks ‘Les Deschiens’. En ook hier is het een manier om heel weinig woorden te gebruiken om de dingen te vertellen.”

Na de vertoning vanavond gebeurde net hetzelfde als in Cannes : mensen komen naar u toe, willen dicht bij u zijn. Het is als met de personages.

MOREAU : „Dat weet ik niet. Ik hou van de verhalen. Ik denk dat de rode draad in mijn carrière en wat er me toe bracht om actrice te worden, hetgeen was dat om me heen gebeurde.  Al in de tijd van ‚Sale Affaire’ (nvdr. het stuk waarmee ze in 1981 debuteerde). Op mijn vijftiende al wist ik dat ik een artistiek beroep wou uitoefenen, het was een manier om niet te sterven. Nu ben ik zestig en ik denk er nog altijd zo over. Het is een manier om te schilderen en te vertellen wat er om me heen gebeurt. Het is het relaas van wat mensen doen. Ik denk niet dat ik de spot met hen drijf.  Ik hou van humor, maar ik vind het niet leuk om mensen uit te lachen. Ik heb het over de moeilijkheid om te leven, te overleven. Dat was ook al wat ik me Deschamps deed. En ik zet dat nu gewoon verder.” 

 

 

Check Also

Sarah Vandeursen over haar rol in ‘Skunk’!

Sarah Vandeursen brak bij het grote publiek door als Conny Komen, een van de twee …