‘Manneken Pis’ vierentwintig jaar na datum weer op het grote scherm!

Met Manneken Pis, zijn debuutfilm, rijfde Frank Van Passel (Black, Sprakeloos, Het varken van Madonna) maar liefst vijftien prijzen op diverse filmfestivals wereldwijd binnen. Christophe Dirickx (Tabula Rasa, De Helaasheid der Dingen) bedacht het scenario en de soundtrack werd door Noordkaap geschreven. De hoofdrollen zijn voor Frank Vercruyssen (Anyway The Wind Blows, De Patrick, De Twaalf) en Antje De Boeck (Daens,Stille Waters).
De film vertelt het verhaal van Harry die naar Brussel verhuist, bepakt en bezakt op de tram stapt en stapelverliefd wordt op de tramconductrice, Jeanne, maar het moeilijk vindt om zijn emoties te uiten…
Vanaf morgen, woensdag 17 april, is de gerestaureerde film hier te zien; een uitgelezen moment dus voor een goed gesprek met Frank Van Passel.

Frank Van Passel

Manneken Pis komt opnieuw uit. Hoe leuk is dat?
In feite is er al een eerste release geweest in december. Maar om een of andere reden is dat aan de pers voorbijgegaan. Toen kwam Manneken Pis uit in Antwerpen, Brugge en Leuven. Nu dus ook in Brussel.

Een gerestaureerde versie, wat moeten we ons daar bij voorstellen?
Cinema Zed uit Leuven vroeg vorig jaar om Manneken Pis opnieuw uit te brengen, maar dat ging dus niet, want er schoot letterlijk niets meer van over. Er bestond nog slechts één positieve kopij, in een verschrikkelijke toestand. Het beeld was één grote kras. Het geluid piepte en kraakte. Maar bij Cinematek (het koninklijk Belgisch filmarchief) waren ze bezig met een soort digitale restauratie van het beeld. Aangezien ze echter enkel de optische klank hadden, zou die niet gerestaureerd kunnen worden. Toen ben ik op zoek gegaan naar het oorspronkelijke geluid. Ik belde naar Dominique van Studio l’Equipe, waar we vierentwintig jaar geleden de mix van de film op analoge wijze hadden gedaan, en vroeg of zij misschien nog iets hadden liggen. Het toeval wilde dat ze net een kartonnen doos hadden teruggevonden waarop Manneken Pis stond geschreven, met daarin alle magnetische banden van de pre-mix. Ze hebben die ingeladen en de kwaliteit was nog perfect. Daar is dus een nieuwe mastering van gemaakt en het geluid is fantastisch. Voor het beeld zijn ze vertrokken van een interpositief, dus ik zie vanalles dat ik nooit eerder had gezien. Geweldig gewoon.

Is de montage ook veranderd?
Nee, die is hetzelfde gebleven. Heel even heb ik getwijfeld. Maar toen besloot ik dat ik dat niet kon maken. De film blijft na vierentwintig jaar perfect overeind. Al zou ik het nu misschien wel iets anders aanpakken. Toch wilde ik er geen details aan veranderen, want dat zou niet fair zijn tegenover de oorspronkelijke film.
Ik was blij om de film terug te zien. Omdat we de film toen zo gestileerd hebben dat er geen enkel referentie naar het heden was, kan je nu absoluut niet zeggen dat hij in de jaren negentig is gedraaid. We maakten een hedendaagse film, maar door de keuze van de kleuren, de kleren en de voertuigen kan je er geen etiket op plakken. Dat is fijn.

Noordkaap componeerde de soundtrack voor Manneken Pis. Tegen alle verwachtingen in en zonder dat het nummer in eerste instantie als single werd uitgebracht, werd ‘Ik hou van u’ in Vlaanderen een wereldhit. Wat gaat er door je heen als je dat nummer, bijna een kwarteeuw later, op de radio hoort?

Antje De Boeck en Frank Vercruyssen


Goh, dat nummer is een eigen leven gaan leiden en ik associeer het allang niet meer met Manneken Pis. Toch vind ik het grappig dat Noordkaap de soundtrack heel graag wilde maken maar dat ze om dat bewuste nummer niet echt stonden te springen. Toen we het in de studio aan het mixen waren, fluisterde de muziekproducer Wouter Van Belle in mijn oor: ‘Ze gaan het haten, maar dit wordt de grootste hit van Noordkaap.’ (lacht) En ik dacht, tiens, nu ben ik eens benieuwd. Hij heeft gelijk gekregen. Maar de mannen van Noordkaap haten het allang niet meer, natuurlijk. Hoewel dat soort nummers niet écht hun ding was.

Na Manneken Pis regisseerde je de succesvolle reeks Terug naar Oosterdonk, lang voordat series zo populair waren als nu. Mogen we je een trendsetter noemen?
Dat weet ik eigenlijk niet. Kijk, ik heb van in het begin zelf nooit een onderscheid gemaakt in aanpak voor film of televisie. Toch werd daar in het begin wat raar naar gekeken. Omdat iedereen zoiets had van je hebt dé cinema en tja, je hebt ook televisie. Terug naar Oosterdonk hebben we met exact dezelfde ploeg als Manneken Pis gedraaid, en voor een deel ook met dezelfde acteurs. Dus ik weet niet of dat trendsettend is. Ik heb nooit goed begrepen dat mensen dat verschil maakten. Ondertussen is het wel een logica geworden. Er zijn tegenwoordig meer cineasten die voor televisie werken dan voor langspeelfilms.
Ik begrijp ook niet dat bijvoorbeeld het succes van een film wordt afgeleid uit het aantal bioscoopbezoeken. Ze hebben het mij nochtans al vaak uitgelegd. Ik vind dat zo onlogisch. Het succes van een film moet afgemeten worden aan de hand van zijn kijkcijfers na x aantal jaar, en dat gaat over bioscoop, televisie, en tegenwoordig online en streamen. Omdat dit voor mij allemaal geen verschil maakt. Het is heel fijn om een film in een bioscoop te zien, maar het kan perfect even fijn of een even esthetisch ervaring zijn om een film op hete kleine scherm te zien, of idem dito, om een tv-reeks in de cinema te bekijken. Wat mij betreft is dat een fake onderscheid en de tijd geeft mij daar toch gelijk in.
Natuurlijk is er een bepaald soort van cinema, dat een zekere auteursbescherming geniet en waarschijnlijk enkel in de veilige cocon buiten de commerciële druk van tv-zenders gemaakt kan worden. Dat snap ik. Maar dat geldt voor tv ook. Lars Von Trier zijn tv-serie The Kingdom is naar mijn gevoel één van de beste dingen die ooit gemaakt is, zowel voor tv als cinema. Een perfect voorbeeld dat het mogelijk is om binnen een televisiesetting, zonder al te veel druk van bovenaf, mooie dingen te maken. En op mijn bescheiden manier geldt dat voor Terug naar Oosterdonk ook.

Enkele jaren later pas regisseerde je je tweede langspeelfilm Villa des Roses. Dat was een moeilijke productie om op te starten?
Daar zijn vele jaren werk in gekropen. Die pre-productie was te complex. Achteraf gezien hadden we dat eigenlijk moeten stopzetten. Maar ja, je bijt je in iets vast en blijft doorgaan. Villa de Roses is gestart als een Duits/Frans/Belgische coproductie en is geëindigd als een Belgisch/Luxemburgs/Nederlands/Engelse coproductie. Onderweg in die financiering zijn alle partners geswitcht. En ja, de gevolgen daarvan? Die film heeft niet de kansen gekregen die hij verdiende. Hij heeft weliswaar een paar festivals gewonnen maar heeft in België nauwelijks gedraaid. We waren gewoon te ambitieus, na Manneken Pis en Terug naar Oosterdonk. Het is goed om ambitie te hebben maar we hadden wat moeten temperen.
Wat ik daarna ook heb gedaan.

Frank Vercruyssen

Want daarna ben je zelf gaan produceren?
Na Villa des Roses werd duidelijk dat mijn producent Dirk Impens (Daens, The Broken Circle Breakdown, Girl) en ik een andere mening hadden. Wie gelijk had, doet niet terzake. Maar omdat ik als regisseur niet meer op dezelfde lijn zat met hem, gingen onze wegen uit elkaar. Alleen wist ik niet meteen waar ik terecht kon. Dat was zo’n twintigtal jaar geleden. Er waren weinig productiehuizen toen. En ik dacht: dan doe ik het maar zelf. Want ik wilde niet belanden in het stramien van de regisseur die leeft van subsidie naar subsidie. Dat lijkt met niet gezond. Dus nam ik me voor om te produceren zonder afhankelijk te zijn van subsidierondes én mijn eigen projecten te doen. Alleen heeft dat vrij snel onvoorziene proporties aangenomen. Daar heb ik geen spijt van. Het was fantastisch. Maar je begint een productiehuis met een paar vrienden en vijftien jaar later blijkt dat wel zeer groot te zijn geworden. Tussendoor heb ik nog wel met plezier een paar dingen geregisseerd, maar een paar jaar geleden realiseerde ik me dat als ik opnieuw in volledige vrijheid wilde kunnen regisseren, echt opnieuw met de losse pols wilde gaan schilderen, ik me moest losmaken van alles. Daarom ben ik nu opnieuw een freelance regisseur, niet meer gelinkt aan een productiehuis. Er zijn ondertussen genoeg andere productiehuizen. Daar is in de laatste vijftien jaar enorm veel verandering in gekomen. Een goede zaak!
Behalve dan dat iedereen ineens tv-reeksen begint te draaien. Laat ons de diversiteit toch wat proberen te koesteren. Maar bon, wat de toekomst zal brengen, kan niemand voorspellen.

Het productiehuis dat je opstartte was Caviar, dat ondertussen filialen heeft in Brussel, Londen, Parijs en Los Angeles. Bert Haemelinck, die het mee opstartte, woont al een paar jaar in Los Angeles. Heb jij nooit zin gehad om de grote oversteek te maken?
Gedurende enige tijd heb ik wel enkele commercials gedraaid in Amerika, maar voor fictie werkte dat niet voor mij. Daar ben je maar zo goed als je laatste productie. Na Manneken Pis kreeg ik een aantal vragen vanuit Los Angeles en plots had ik er ook twee agents. Ik zat bij ICM Partnes (International Creative Management). Alleen was dat nog de pre-digitale tijd en dat was een groot probleem. Om de maand kreeg ik per post een stapel van vijftien scenario’s opgestuurd. En dus, na ze gelezen te hebben en mijn notities te hebben gefaxt, waren er enkele weken verstreken. Dat tijdsverschil werkte niet in mijn voordeel. Toen had ik misschien moeten overwegen om naar daar te verhuizen. Maar bon, ik vind het hier veel te fijn. En ik moet ook eerlijk toegeven, wat mij toen werd aangeboden was werkelijk rommel. Kijk, als je een oscarnominatie op zak hebt, laat staan dat je een oscar wint voor Best Foreign Movie, dan krijg je de betere projecten aangeboden. Maar als je niet tot dat niveau geraakt, dan speel je in Hollywood in derde klasse. En dat interesseerde me niet.
Maar te zien dat cineasten van hier ginds nu worden opgepikt, vind ik fantastisch. Communicatie werkt nu ook zoveel beter. Mailen en zelfs GSM’s bestonden toen nog niet. Het lijkt wel een eeuw geleden. (lacht) En ja, het was eigenlijk ook in de vorige eeuw.

Wat zijn de toekomstplannen?
Wel, ik ben op dit moment met drie projecten in de weer. Over een kan ik al iets vertellen, omdat ik er net ontwikkelingssteun voor kreeg van het VAF (Vlaams Audiovisueel Fonds). Het wordt een langspeelfilm, Chez toi à six heures. De titel is gebaseerd op een nummer van Stan Brenders, Chez moi à six heures. Het verhaal speelt zich af in het NIR, de Belgische radio net voor de tweede wereldoorlog, bij de afdeling luisterspelen. Het wordt een liefdesverhaal tussen een jonge bruiteur die daar live de bruitage voor de hoorspelen doet en een jonge actrice die net bij diezelfde hoorspelen aan de slag is gegaan. Daaraan ben ik al een jaar aan het schrijven en het scenario wil ik eind dit jaar klaar hebben. Als we het gefinancierd krijgen, ga ik het zelf regisseren. Want los van het feit dat ik het zo klein mogelijk tracht te houden, kost zo’n periodefilm in verhouding tot een hedendaagse film extra veel geld. Stijn Coninx heeft zeven jaar nodig gehad om Niet Schieten gefinancierd te krijgen. Hopelijk gaat het niet zo lang duren. Maar bon, als je snel wilt draaien, moet je vooral geen scenario’s schrijven die zich net voor de tweede wereldoorlog afspelen. (lacht)

Je vrouw, Karin Vaerenberg, is monteuse en heeft ongeveer alles gemonteerd wat jij geregisseerd hebt. Zal zij ook je volgende film weer monteren?
Zij volgt al bijna dertig jaar nauwlettend alles wat ik doe en als ik een volgende film draai, zal zij die zeker ook monteren. (lacht)

Antje De Boeck

Onlangs regisseerde je een korte documentaire, Vriendelijk Vuur, en die werd geproduceerd door jouw dochters. Nemen zij de fakkel over?
Ik heb twee dochters die regisseur willen worden. Laura heeft net een heel mooie kortfilm gedraaid, Le temps qui reste, die binnenkort op het kortfilmfestival van Brussel in première gaat. Nu werkt ze als eerste assistente van Stijn Coninx op een nieuwe Sinterklaas-reeks en dat is toch wel wat de fakkel overnemen, want ik ben zelf ook begonnen als eerste assistent van Stijn. (lacht) Mijn andere dochter, Cato, draait in juni haar eerste kortfilm, meteen ook haar eindwerk voor het RITCS (Royal Institute for Theatre, Cinema and Sound). Dus ja, de opvolging is verzekerd.

Dat maakt je vast trots?
Het bezorgt me een dubbel gevoel. Trots ben ik wel, ja. Maar het is geen makkelijke sector om in te debuteren. Dus als je je eigen kinderen in die wereld ziet verdwijnen, hoop je dat ze overeind zullen blijven. Zeker als producent heb ik vaak mensen gezien die niet echt aan de bak komen. Dat heeft niet altijd met talent te maken. Integendeel. De zeer getalenteerde mensen hebben het vaak moeilijker dan de net iets minder getalenteerde mensen. Dus ja, natuurlijk ben ik trots op mijn dochters. Maar zoals Boudewijn de Groot het zingt: Als hij maar geen voetballer wordt, ze schoppen hem misschien halfdood. Dat gevoel hangt er toch een beetje aan vast.

Dus eigenlijk hoop je dat je dochters net iets minder getalenteerd zijn?
Eigenlijk wel, ja. (lacht) Nee, natuurlijk wil ik gewoon het allerbeste voor mijn kroost!

 

 

Check Also

Luc Vrydaghs over ‘Thank God For The Gift’!

In zijn documentairefilm ‘Thank God For The Gift’ gunt Luc Vrydaghs ons via een geweldige …