Stefaan Van Brabandt: van Compagnie De Koe tot filosoof

© Canvas

Stefaan Van Brabandt kan je niet in één hokje onderbrengen. Hij is filosoof, (toneel)schrijver, regisseur, acteur én singersongwriter. Een tekst van zijn hand werd door Ruth Beeckmans, Bruno Vanden Broecke en Matteo Simoni naar het witte doek vertaald en loopt nu in de bioscoopzalen. Een uitgelezen moment voor een gesprek.

 ‘Trio’ speelt sinds deze week in de zalen. Jij ligt aan de basis van die film. Hoe voelt dat?

Bijzonder goed, al wil ik vooral Ruth Beeckmans, Bruno Vanden Broecke en Matteo Simoni een pluim op de hoed steken. Zij vroegen me in 2016 om een theatertekst voor hen te schrijven. Die vormde de basis voor hun theaterstuk ‘Hechten’. Ze gingen ermee aan slag, schaafden hem bij en speelden een zestigtal voorstellingen. In eigen beheer besloten ze nadien die tekst ook te gaan verfilmen. Opnieuw sleutelden ze eraan, opdat hij toepasselijk zou zijn voor het witte doek. De personages heb ik natuurlijk bedacht en in de film zitten grote stukken van de dialogen die ik oorspronkelijk schreef. Dat is fijn. Maar het zijn drie fantastische acteurs en zij verdienen alle eer voor het tot stand komen van deze film.

Je studeerde af aan Studio Herman Teirlinck in de kleinkunst, vervolgens haalde je magna cum laude je diploma van Master in de Wijsbegeerte aan de universiteit van Antwerpen. Vanwaar die keuze?

Goh, vanaf mijn achttiende wilde ik eigenlijk al filosofie studeren. Ik had zelfs al een studentenkamer ter beschikking in Leuven, toen ik onverwacht toch geslaagd was voor het ingangsexamen van Studio Herman Teirlinck. Want ook theater en muziek waren evengrote liefdes van me. Het was een enorme cultuurshock. Zeker omdat ik in Oudenaarde opgroeide. De lessen, de gesprekken met de docenten vaak ook op café en het contact met mijn medestudenten hebben me een stuk sociaalvaardiger gemaakt. Dat was nodig. Pas een tiental jaren later, toen ik de financiële mogelijkheid daartoe had, ben ik filosofie gaan studeren. Dat was echt een droom die alsnog uitkwam. Die periode aan de universiteit beschouw ik als de mooiste jaren van mijn leven.

© Bart Grietens

Wat is voor jou de link tussen beide studies? Is het toeval dat zowel filosofie als theater hun oorsprong vinden in de Griekse Oudheid?

Nu je het zegt, da’s waar! Allebei liggen ze mede aan de oorsprong van onze Westerse maatschappij. Grappig wel. Het zijn simpelweg twee facetten van mezelf. Enerzijds hou ik ervan om me terug te trekken, te lezen en te schrijven, te contempleren. Het introverte, zeg maar. Anderzijds hou ik ervan om wat ik bedacht heb ook mee te delen en uit te dragen. Da’s mijn extraverte kant.
Toen ik in de kleinkunst afstudeerde, kon ik als schrijver meteen aan de slag bij Compagnie De Koe. Maar al snel stond ik mee op de planken. Peter Van den Eede, een van de oprichters van de theatergroep, beschouw ik als mijn mentor. Tien werkte ik er nauw mee samen en de sfeer, toon en algehele attitude van De Koe zit in alles wat ik maak. Het waren fantastische jaren, mede omdat alle clichés over de theaterwereld vanzelfsprekend waar zijn (lacht). Ik leerde er de wereld kennen, schreef en speelde er in meerdere voorstellingen. Onder meer met Natali Broods en Bruno Vanden Broecke in ‘Quarantaine’, nog zo’n theaterstuk dat zo verfilmd zou kunnen worden.

Samen met TG Stan wordt Compagnie De Koe als de grondlegger van theatermaken zonder regisseur beschouwd. Wat vind jij daarvan?

Het is een andere benadering van dezelfde materie. Sommige acteurs willen meer inspraak in wat ze doen dan andere acteurs. Ze interpreteren de rol van de regisseur meer als een externe beschouwing, een klankbord waarop ze hun eigen visie kunnen aftoetsen. Zonder me denigrerend over die andere acteurs te willen uitlaten, welteverstaan. Met alle respect. Alleen vind ik voor mezelf dan toch samen met andere mensen nadenken, praten, schrijven en uiteindelijk iets creëren een prettigere en verrijkendere manier van werken. Ook al beschouw ik mezelf meer als een schrijver.

Toch speelde je verschillende gastrollen in films als ‘Los’ en ‘Zot van A’, en in tv-reeksen als ‘Zone Stad’, ‘Team Spirit’, ‘Witse’ en ‘Quiz Me Quick’, om er maar een paar te noemen, en je was dé superfan van Bart De Pauw in ‘Het geslacht De Pauw’. Heb je het gevoel op die manier, door je in zoveel verschillende personages te verdiepen, vanuit filosofisch standpunt iets bij te leren over de mensheid?

Dat helpt inderdaad, want je kan wel louter cerebraal over de dingen nadenken, maar door je daadwerkelijk in te leven, het letterlijk te gaan voelen en beleven, ontdek je sneller een bepaalde geestelijke diepgang. Maar van die gastrolletjes blijft vooral die van ‘Het geslacht De Pauw’ me bij, omdat Bart niet alles uitschreef. Hij schetste bij aanvang van de opnames een situatie en wat er moest gebeuren. Hij liet dus veel ruimte voor improvisatie, waardoor ik er meer van mezelf in kwijt kon. Dat was een heerlijke periode.
Door mijn werk voor theater en tv werd ik anno 2000 gevraagd om samen met Theo Maassen en Wim Helsen voor de VPRO de zesdelige experimentele fictiereeks ‘Geen probleem’ te maken, hetgeen me financieel in de mogelijkheid stelde om eindelijk filosofie te gaan studeren.

En als logisch vervolg maakte je in 2014 samen met Bram van Splunteren de achtdelige filosofische televisiereeks ‘Het voordeel van de twijfel’?  

In samenspraak met Canvas hebben we een inderdaad een toegankelijk filosofie-programma willen maken. Het bleef soms een beetje aan de oppervlakte, maar we bereikten wel twee- à driehonderd duizend kijkers die op een prikkelende manier met filosofische denkbeelden in aanraking kwamen. Borgerhoff & Lamberigts, het productiehuis en teven een uitgeverij, stelde bij aanvang voor om gelijktijdig een gelijknamig boek uit te brengen, waardoor ik alsnog dieper op de zaken kon ingaan.
Kort daarna vatte ik het plan op om een reeks filosofen-monologen te schrijven. De eerste was ‘Socrates’. Het leek me niet meer dan logisch om te beginnen bij het begin, bij de vader van de moraalfilosofie. En dat Bruno Vanden Broecke die monoloog zou spelen, lag voor de hand. Hij is een schitterend acteur, heeft wel wat van Socrates en studeerde naast dramatische kunsten ook klassieke filologie of klassieke talen. Die rol was hem op het lijf geschreven en heeft hij met verve vertolkt. Ik regisseerde, of beter, ik was de externe beschouwing, het klankbord waarop Bruno zijn eigen visie kon aftoetsen (lacht).
In die periode vroeg hij me om de tekst voor het theaterstuk ‘Hechten’ te schrijven.

© Bart Grietens

Vind je het moeilijk om een tekst van jouw hand los te laten, te zien hoe anderen hem interpreten, of zelfs herschrijven?

Soms doet dat wel pijn, ja. Ook al vind ik wat ze ervan gemaakt hebben geweldig. Nu kan ik er beter mee om dan pakweg vijftien jaar geleden. Zie het als een schilder die lang aan een schilderij in groene pasteltinten heeft gewerkt en blij is met het resultaat, waarop iemand anders daar een grote blauwe streep door trekt. Dat kan in eerste instantie best choquerend zijn, ook al blijkt de ingreep nadien een meerwaarde te bieden.

Wie inspireert je bij het schrijven?

In de literatuur zonder enige twijfel Flaubert, Stendhal en Houellebecq. Ik hou van hun stijl en kijk op de wereld. Qua theater steekt Tsjechov met kop en schouders boven alle anderen uit. En in het verlengde daarvan ook regisseurs als Woody Allen, Ingmar Bergman, Richard Linklater en de Japanse filmmeester Kore-Eda. Bij hen, net als bij Tsjechov, zijn niet de plot maar de dialogen en de dynamieken tussen de verschillende personages belangrijk. Of tenminste, de plot zit in de dialogen en bepaalt niet uitsluitend de actie. ‘Still Walking’, van diezelfde Japanse filmmeester, is bijvoorbeeld één van mijn lievelingsfilms.

Als je terugblikt op de ingrepen die anderen in je werk hebben gedaan om een breder publiek aan te spreken, wil je dat in de toekomst zelf ook gaan doen?

Het heeft me veeleer gesterkt in het idee voortaan trouw te blijven aan mezelf. Het zijn vooral die projecten waar ik de meeste voldoening uit heb gehaald. En na de eerste filosofen-monoloog ‘Socrates’, die heel goed werd ontvangen, schreef ik de tweede ‘Marx’. Johan Heldenbergh heeft deze grote Duitse denker weergaloos neergezet. Nog steeds krijg ik dagelijks e-mails van mensen die me vertellen hoe goed ze het vonden of vragen of het stuk in de toekomst nog hernomen zal worden. Dat doet me werkelijk plezier en werkt stimulerend om in die richting verder te gaan.
Op dit moment speelt in Nederland trouwens de derde filosofen-monoloog ‘Spinoza’, die door Han Kerckhoffs wordt geïncarneerd.

Je doceert soms als gastdocent aan verschillende hogescholen, geeft lezingen over filosofie en hebt tussendoor zelfs een cd uitgebracht met Vlaamse liedjes! Je agenda moet haast wel volgeboekt zijn. Maar de vraag die wij ons stellen is of jij – nu een tekst van jou de bioscoopzalen heeft gehaald – je geroepen voelt om nog films te maken, scenario’s te schrijven of zelfs te gaan regisseren?

Vijftien jaar geleden schreef ik een scenario dat ik heel graag wilde verfilmen. Ik diende het in bij het VAF (Vlaams Audiovisueel Fonds) en kreeg te horen dat het een groot Woody Allen-gehalte had. Dat vond ik een enorm compliment maar productiesteun heb ik toen niet gekregen. Bizar vond ik dat. Maar misschien moet ik het nu, na de release van de film ‘Trio’ die toch ook een zeker Woody Allen-gehalte wordt toegedicht, nog eens proberen. De goesting is er zeker wel. Films maken is naast nog een aantal boeken schrijven, mijn grootste droom. Het verleden heeft me geleerd dat als ik mijn zinnen ergens op zet, weliswaar met vallen en opstaan en volhardend en koppig als ik kan zijn, dat ik er uiteindelijk wel in slaag. Dus wie weet, zeg nooit nimmer.

Check Also

Luc Vrydaghs over ‘Thank God For The Gift’!

In zijn documentairefilm ‘Thank God For The Gift’ gunt Luc Vrydaghs ons via een geweldige …